Zes jaar geleden overleed mijn moeder. Mijn eigenzinnige, koppige, lieve moeder.
Ik denk aan haar op onverwachte momenten. Als ik een verpakking op armlengte moet houden om de kleine lettertjes te lezen. Als ik flarden hoor van Keane's Everybody's changing, een hit in de zomer waarin ik zo vaak de lange weg naar de Isala klinieken reed. Als ik haar oude, zwarte, zachtleren tas aan mijn schouder hang.
Mijn moeder had vele tassen, en ze koos en gebruikte ze zorgvuldig. Soms vertelde hoe ze 's nachts in paniek wakker was geworden uit de terugkerende droom waarin ze haar tas kwijt was. Een droom die ik als puber even grappig als onzinnig vond.
Op mijn bureau staat een foto, mijn moeder lacht naar me vanachter het ernstige gezicht van mijn oudste zoon, tijdens die prachtige zomerdag. Mijn man verbrandde oud hout in de tuin; oma's en kinderen genoten; en ik liep er nerveus en betuttelend omheen, en of dat allemaal wel goed ging, zo met dat open vuurtje?
Mijn moeder trok een wenkbrauw op en zei:"Kind, stel je niet zo aan. De kinderen vinden het prachtig." En zo was het. Ik liet mijn zorgen los en wat ik nu koester, is de herinnering aan die ene laatste middag waarop alles zo goed was, en vrolijk en licht en vredig.
Ze stierf korte tijd later, op 19 augustus, gisteren zes jaar geleden.
Vannacht droomde ik. Van mijn tas, die ik achterliet op een station waarvan ik de naam vergat, in een kluisje waarvan ik de sleutel verloor.
Ik denk aan je, mam.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten